Een paar dagen van te voren krijgen we te horen dat onze Corendon vlucht naar Kayseri verschoven wordt van 20:00 naar 22:30 uur. Dat wordt dus midden in de nacht aankomen. De vlucht wordt gelukkig uitgevoerd door Transavia. Paspoortcontrole duurt een eeuwigheid, maar dat maakt niet uit, als we eindelijk bij de kleinste bagageband ooit aankomen, rollen de eerste koffers pas de ruimte binnen. Pas om half  vijf in de morgen komen we ons hotel binnen. Nog net tijd om een paar uurtjes te slapen, want om 11 uur komt het verhuurbedrijf onze huurauto bij het hotel afleveren.

 

We vertrekken richting Göreme, waar we vier nachten verblijven in het Tekkaya Guesthouse, gelegen op een heuvel, met een prachtig uitzicht over het dorp, en het unieke landschap van Cappadocië. De eerste dag verkennen we Göreme, een toeristisch plaatsje, en het middelpunt van het vulkanische landschap. Iedere morgen worden we rond 6 uur gewekt door tientallen (ruim vijftig) luchtballonnen die overvliegen. Door de thermiek in de vallei, kunnen de ballonnen erg laag en rakelings langs de ‘sprookjes schoorstenen’ varen. Een indrukwekkend gezicht, en dat elke morgen…… Mustapha Tekkaya serveert een simpel maar lekker ontbijt, met het beste brood ooit, heerlijk.

We proberen diverse restaurants in de buurt, allemaal hoog aangeschreven bij de Tripadvisor. In de praktijk stelt het allemaal teleur. Uiteindelijk komen we tot de conclusie dat het restaurant Seten, van het Kelebek hotel, het beste van het dorp is.

 

 

 

 

 

 

 

 

Op dag twee maken we een prachtige wandeling van 6 uur, door de Red & Rose valley onder leiding van gids Mehmet. (www.walkingmehmet.com). Het grillige tufsteenlandschap is een van ’s werelds grootste natuurwonderen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Later die week maken we een wandeltocht van 11 kilometer door de Ihlara Canyon. We starten in het dorpje Ihlara, een trap voert naar de bodem van de Canyon. We lopen langs een riviertje tot vlak voor het dorpje Selime. Een van de mooiste, meest idyllische  wandeltochten ooit. Tekkaya had ons deze tocht afgeraden, omdat we volgens hem nooit meer terug zouden geraken bij onze auto. Dat valt mee, een medewerker van het restaurant bij de uitgang is bereid, om ons tegen een kleine vergoeding, terug te rijden in een 30 jaar oude Renault Toros.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

We bezoeken ook nog het Göreme Openlucht museum, vroeg in de morgen, om de tourgroepen voor te zijn. Een verzameling grotkerken met fresco’s uit de 11e eeuw. Een lief hondje is uit het dorp helemaal met ons meegelopen, en volgt ons ook in de grotkerken.

 

 

Een toertocht met de auto brengt ons naar slaperige dorpjes in de omgeving zoals Mustafapasa en Ortahisar, het plein zit vol senioren, het enige geluid dat we horen is het collectief geroer in de vele theekopjes.

 

De rit naar Adana is spectaculair. De stad zelf is erg druk, en heeft een beetje een Aziatische uitstraling. Het is met 34 graden ook weer een stuk warmer. We nemen onze intrek in hotel Bosnali, een 110 jaar oud boetiekhotel aan de Seyhan rivier, vlakbij de immense moskee Ulu Cami. Adana staat bekend om de kebab, pittig lamsvlees aan een spies. Restaurant Istah, op de Vakiflar Sarayi Karsisi, serveert een uitstekende variant met kip. Bij een straatventer kopen we een soort cactusvruchten. We zijn hier ook om te shoppen. Adana heeft enkele mooie malls. De Optimum ligt op loopafstand van ons hotel, de M1 ligt een paar kilometer uit het stadscentrum. Een tegenvaller, als we wegrijden blijkt een van onze banden halfleeg. We keren terug naar het hotel. “No problem” roept de ontbijtober , en voor we er erg in hebben, grist hij de autosleutel uit m’n handen en is vertrokken. Ruim tien minuten later is ons probleem opgelost.

 

 

 

 

 

We komen mooi op tijd aan in Kahta, we krijgen een vreemde kamer in het Zeus hotel. Dit zou het beste hotel van de stad moeten zijn, maar we hebben onze twijfels. We hebben nog ruim voldoende tijd om de kronkelige weg naar de Nemrut Dagi te rijden. Vanaf het parkeerterrein is het nog 15 minuten klimmen naar boven. In de 50 meter hoge grafheuvel, ligt koning Antioches Theos begraven. Voor de grafheuvel staan grote beelden van de koning zelf, geflankeerd door adelaars, leeuwen en verschillende Armeense, Griekse en Perzische Goden. Op de terugweg kunnen we een overstekende schildpad in veiligheid brengen.

 

 

 

 

 

 

 

De volgende morgen zijn we al erg vroeg wakker door de oproep uit de moskee, en besluiten zonder ontbijt te vertrekken naar het veerpontje richting Siverek. De wachttijden kunnen daar flink oplopen, maar het scheelt een hele omweg. We komen als tweede aan, maar eerst moeten de grotere bussen het veerbootje op, zodat er nauwelijks plaats voor ons over blijft. We moeten achterwaarts de boot oprijden, en op enkele centimeters tussen de andere auto’s manoeuvreren, zodat de deuren niet meer open kunnen, en bij een eventuele calamiteit als ratten in de val zitten. Gelukkig gaat alles goed.

 

 

 

De tocht naar Mardin gaat ook voorspoedig. We stoppen in Diyarbarkir om te ontbijten. Alienka veroorzaakt enige commotie in een bakkerswinkel met allemaal lachende mannen, terwijl ik op de auto blijf passen. We gaan op de stoeprand zitten eten. Een man uit een winkeltje ziet dat, en zet twee kleine krukjes en een klein tafeltje op het trottoir, en gebaart ons te gaan zitten. Erg vriendelijke mensen hier. We bereiken Mardin, en betrekken een kamer in het Hilton. Geweldig, we kunnen de hardheid van de bedden zelf instellen. We moeten een taxi naar het oude centrum nemen, want de gehele hoofdstraat ligt eruit wegens werkzaamheden, en er zijn geen parkeerplaatsen beschikbaar.

 

 

Het is wel wat stoffig, maar geeft het wel een middeleeuws gevoel. We kopen lokale zeep, en eten en drinken wat in een tentje met uitzicht over de Mesopotamische vlakte. Een vreemd gevoel, we zitten hier rustig, terwijl dertig kilometer verder de grens met Syrië ligt, waar Assad z’n eigen bevolking vermoord.

De taxichauffeur kiest voor de terugrit naar het hotel wel een heel smal steegje, beide spiegels inklappen en rijden maar. Voetgangers duiken in portieken om te voorkomen dat hun tenen eraf worden gereden.

 

Via een kleine omweg rijden we over Savur naar het rustige Midyat. Onderweg stuiten we op een opname van een videoclip, die binnenkort waarschijnlijk op een van de nationale popzenders te zien zal zijn. Wie de artiesten zijn weten we niet, maar ze zwaaien vriendelijk naar ons. We hebben hier een kamer in het Kasr I Nehroz hotel, een fraai gerestaureerd koopmanshuis in het oude gedeelte van de stad. Het is een supermooi hotel, maar het personeel is vreselijk ongeïnteresseerd, alleen bij de twee meisjes in het restaurant kan er een lachje af.

Eerst hebben we wat last van de lokale kinderen, maar als ze eenmaal weten dat er niks te halen valt, hebben we het lekker rustig hier. We drinken kersensap in de winkelstraat, zittend op kleine krukjes in de schaduw, terwijl het dagelijkse leven aan ons voorbij trekt. We eten heerlijk Koerdisch bij Citan Lokantasi. We worden ook nog bij iemand thuis uitgenodigd, we krijgen thee met gezouten zonnebloempitten. Thee krijgen we op de vreemdste momenten aangeboden hier,in een apotheek, tankstation of bij de kapper, of gewoon bij iemand thuis.

 

De reis gaat verder via Hasankeyf naar het meer Van. Een mooie afdaling naar de rivier de Tigris. Helaas is de stadsvesting gesloten wegens onderhoud, dus kunnen we alleen een foto maken vanaf de overkant van de rivier. Grappig genoeg zijn de souvenirstalletjes in de straat nog gewoon open.

 

 

We stoppen in Tatvan om voedsel in te kopen, zodat we lekker aan het grote blauwe meer kunnen gaan picknicken.

 

Enkele van onze overnachtingadressen, hebben we uit een boekje uit 2005. Dat er in 7 jaar heel wat kan veranderen, is in de meeste gevallen gebleken. Zo ook Club Natura, idyllisch gelegen aan het meer. De locatie is nog steeds uniek, maar de accommodatie is dat niet. De kamer is vies, de bedden vallen uit elkaar, en zijn beslapen door de kinderen uit het dorp. We besluiten om op zoek te gaan naar een ander hotel. De stad Van hadden we eigenlijk willen mijden in verband met de toenemende aanslagen van de PKK.

Wat er precies aan de hand is weten we niet, maar bij het inrijden van de stad, ligt er, ter hoogte van de universiteit, een pantservoertuig op de kop op de kruising. Ambulances rijden met gillende sirenes af en aan, en het is een grote chaos. In het centrum is het ons ook te druk, dus rijden we nog zuidelijker naar het plaatsje Edremit, waar we na enig onderhandelen een kamer met meerzicht krijgen bij het Merit Sahmaran hotel. Hier kunnen we lekker relaxen en zwemmen in het meer. Het meer heeft geen natuurlijke uitgangen, en door verdamping een zeer hoog gehalte natriumcarbonaat en zout. Je zou hierin je kleren kunnen wassen zonder toevoeging van wasmiddel.

We rijden door het grensgebied met Iran, als we plotseling de indrukwekkende berg Ararat zien, met 5137 meter de hoogste berg van Turkije. Volgens de bijbel zou de ark van Noach hier gestrand zijn. Wij rijden via een kronkelweggetje de nabijgelegen Nuh’un Gemisi op. Een Amerikaanse archeoloog, heeft een bootvormige krater gevonden, en is er van overtuigd dat de ark hier zou zijn gestrand. We hebben in elk geval van hier een mooi zicht op de Ararat.

 

 

 

 

Meestal mogen wij doorrijden bij controles bij de vele checkpoints, maar nu moeten we er ook aan geloven. Het schijnt dat de wegen in dit deel van het land zo goed zijn, zodat het leger moeiteloos kan oprukken bij calimiteiten.

Kars was vroeger een van de lelijkste steden van Turkije, door de vele regen, en strenge winters ook niet erg aantrekkelijk. Maar als de zon schijnt is Kars best een leuke stad. Een Citadel, een aantal markante Russische gebouwen, en wat aantrekkelijke winkelstraatjes, maken de stad geschikt voor een korte tussenstop. Het Buyukkale hotel is wel een beetje vreemd, men vindt het niet nodig om de receptie te verlichten, zodat het een louche uitstraling heeft. Onze kamerdeur zit op slot, als de piccolo op de deur klopt komen er twee kerels uit de kamer, die zonder wat te zeggen weglopen. Het is te zien dat er op de bedden is gelegen. We krijgen een andere kamer. In het centrum lopen opvallend veel Nederlanders, het blijken deelnemers van een Djoser groepsreis.

 

De morgen erna gaan we naar de ruïnestad Ani aan de Armeense grens. In het jaar 961 was dit de hoofdstad van Armenië, en woonden hier 200.000 mensen. Nu staan we hier helemaal alleen. Aardbevingen, verwaarlozing, amateuristische restauraties en opgravingen hebben een zware tol geëist op de monumenten van Ani. Indrukwekkend is het nog steeds. Als we wegrijden komt juist de toerbus van Djoser aanrijden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

We rijden verder naar Borçka, waar we naar enig zoeken, terecht komen in het Lapera Pansiyon. Prachtig gelegen tegen een bergwand, 10 kilometer vanuit Borçka op de weg naar Karagöl. Het pension wordt gerund door Senol en Chery, een charmant stel, voor wie niks te veel is. We worden gastvrij ontvangen, vloeiend Engels spreken ze niet, maar met Google translate en wat gebarentaal komen we een heel eind. Het eten komt grotendeels uit de tuin of de directe regio. We eten hazelnoten, druiven en appels, verse forel. Maar ook is er vodka en Cha Cha, een soort Georgische moonshine. Er zijn ook nog wat huisdieren, twee honden en twee katten, waaronder het grappige katertje Kerim. We gaan met Senol en Chery een dagtochtje maken naar Camili, een klein dorpje aan de grens met Georgië. De tocht voert langs smalle bochtige weggetjes, met adembenemende uitzichten. In het dorpje bezoeken we o.a.  een moskee uit 1850, gemaakt van metaal en hout. We kunnen helaas de grens niet over. Op de terugweg gaan we picknicken aan het donkere water van het Karagöl meer. ’s Avonds is het gezellig, en komt de fles Cha Cha weer op tafel. In de morgen nemen we met pijn in het hart afscheid, en rijden richting de Zwarte Zee.

 

 

 

 

 

 

Bij Ardesen gaan we weer landinwaarts naar Ayder. Ook ons hotelletje hier komt uit het boekje van 2005. Een brede geasfalteerde weg leidt naar het dorpje, terwijl wij een soort karrenpad verwachtten. Eenmaal aangekomen, blijkt Ayder een overontwikkeld toeristendorpje, dat voornamelijk bestaat uit hotels. Het seizoen is echter bijna afgelopen, dus zijn er alleen wat dagjesmensen die foto’s maken van de bergen. De hotels zijn bijna allemaal leeg. Het mooie weer is ook weg, het is dampig en regenachtig, en maar 11 graden. We gaan op onderzoek uit of we morgen ergens kunnen wandelen, maar dat valt nog niet mee. Niemand die iets lijkt te weten. Het boekje beloofde een spectaculair ontbijt in het Serender hotel, maar waarschijnlijk is de mevrouw die dat verzorgde overleden, want het ontbijt is erg karig. Wel lekkere bosvruchtenjam. De hoteleigenaar babbelt er vrolijk op los, want hij denkt dat Alienka Turks spreekt. Ze heeft gisteren namelijk een zin voorgelezen uit het Wat & Hoe boekje, dat er geen warm water was.

 

 

 

 

Gelukkig weet hij ons duidelijk te maken dat er nog wel een mogelijkheid tot wandelen bestaat. We nemen de minibus over een hobbelig smal pad naar Kavrun, waar het wandelpad is weten we niet. Een dorpeling maakt een wegwerpgebaar naar een berg, daar is het wandelpad. We lopen de berg op, het blijkt een schitterende route, de zon schijnt weer vol op. Het einddoel, het meer, blijkt voor ons niet haalbaar, de tocht wordt te zwaar, toch zijn we niet ontevreden over het resultaat, gestart op 2400 meter hoogte 596 meter geklommen, de tocht was heen en terug 6,5 kilometer. Niet slecht voor ongeoefende bergwandelaars. Om vier uur rijdt de laatste minibus terug naar Ayder.

 

Het Inan hotel in Uzungöl komt ook weer uit het beruchte boekje, en is inderdaad van een kleinschalige accommodatie uitgegroeid tot een complex dat een halve straat bestrijkt, en ingericht is om grote groepen te cateren. De toeristen hier komen voornamelijk uit Koeweit. Onze kamer is goed, en heeft uitzicht op het meer, het restaurant is waardeloos, stond vroeger erg goed aangeschreven. We vinden gelukkig een restaurantje aan het meer waar we wel lekker kunnen eten. Er staat de laatste paar dagen vaak forel op het menu.  Ook hier willen we weer gaan wandelen, en gelukkig is er een kleine VVV. Hier liggen alleen brochures in het Arabisch over Trabzon, en het vriendelijke meisje heeft geen idee waar we kunnen wandelen. We vinden een GPS route op internet, en die leidt ons weer een berg op met mooie uitzichten over Uzungöl en het meer.

 

 

 

 

 

Onderweg naar Trabzon worden we weer gestopt bij een checkpoint, behalve onze papieren, wordt nu de hele auto inclusief bagage doorzocht.

In Trabzon nemen we de afslag naar het Sumela klooster, een indrukwekkend kloostercomplex dat op 1200 meter hoogte tegen een steile rotswand gebouwd is.

 

We hebben nog twee nachten Novotel aan de Zwarte Zee tegoed voor onze vakantie er op zit. Het autoverhuurbedrijf komt onze huurauto weer ophalen, we gaan nog wat winkelen in Trabzon, en genieten verder van het strand & het fantastische weer. Zaterdagmorgen vertrekt onze Pegasus vlucht al om 6 uur naar Sabiha Gökçen Airport in Istanbul waar we overstappen in het toestel naar Amsterdam.